(Sumber: Title: Carte Particuliere de L'Isle D'Amboine. Artist: Bellin, Nicolaus Published: Paris, N. Bellin Date: 1760) |
Van de resteerende negorijen
des lands Hitoe. Nu zullen wij voortvaren te beschrijven de agtentwintigh
resterende kleene negerijen, dewelke met de twee bovenstaande Tomu en Hoenut
30. maken en van outs regte onderdanen van de vier hoofden des lants Hitoe
geweest zijn, verdeelt in 6. oelijs off gespanschappen en zijn altesamen Mooren
of Oelilimaas, als volgt.
Mamalo
Het tweede oelj bijgen[aam]t Selessi
leijd int Noord{en} en Noord Oosten van Hitoelamma en bestaat in dese vijf
negerien, d’eerste Latoe of het eijgentlijke Mamalo, de tweede Polut,
de derde Hausihol, d’vierde Loijen, d’vijfde Lien het welk
nu daarvan afgesondert is. (31r) Latu of Mamalo een grote negrie lag eertijts 1
en 1/2 uur gaans van strand, op eenen vasten berg gen[aam]t Ijaloeli, digt aen de groote
revier gen[aam]t Waij Ela
ofte Solopaij, was sterk
eerstijts 130. mannen. Van daar konde men langs het gebergte lopen door Polut en Loijen en malcander succureren. Hedendaags leijdse met de
drij resterende negrijen op een fraaijen santstrand Lebelissa gen[aam]t, bij ‘t
reviertie de Waij Oeme, een
weijnig benoorden de voors[egde] groote revier ende een uur gaans benoorden Hitoelamma. Dese negerie is
verdeeld in drij mindere campons, als het eijgentlijkcke campon Matita (Malela) onder den radja
selfs. Het tweede campon Ululatucau (Ululatucaij)
onder Tehupoeti Ela, anders capteijn Mamalo gen[aam]t. Het
derde campon Hatuala onder Patti Tembessi hedendaags sterk 78.
weerbare mannen, 262. zielen en 25. datis staan t’samen onder den Radja Halauw {Halaene}, werdende het hooft
van dit oelij altijt Radja of Latupolunoeno
gen[aam]t.
Polut
De twede Polut {off Porut}lag
in een groot half uur Noordelijcker van Mamalo
int selve gebergte, hebbende eenen moeijelijcken opgang van strant, was eertijds
sterk 60. {weerbare} mannen hedendaags 34., 118. zielen en 13. datis. Heeft tot
hooft Latuwiloeloe. Dese
negrie of eijndelijck {eigentlijck} haar hooft segt men afkomstig te zijn van
Porut anders Poorto gen[aam]t op’t eijland
Uliassar, waarvan een gedeelte jnwoonders, hatende de
wreetheijt van haaren Radja met den woon hun herwaarts begeven hebben.
Loijen
De derde Loij{e}n leijd niet
ver van Polut naar het
Noorden, hebbende tusschen beijde de
revier Waij Oeme, mede moeijelijk van opgang, en was in Kackialijs oorlogh51 gefortificeert,
mede sterk 60. mannen, hedendaags 43. d[it]os 135. zielen 15. datis, haar hooft
is Latupauselan.
Hausihol
Den vierden Hausihol lag wat
nader op strand, langs een laag maar klippig gebergte, van voren stijl
opgaande, in vorige oorlogen mede gefortificeert een half mijl benoorden Mamalo, haar uijt (31v) comst is
den strant Saijlapi. Het bestaat
in drij grote campons, dewelcke met haar woninge sigh uijtstrecken tot Capaha toe; als het campon Tomasiwa onder Oemarela als het campon Telleboan onder Bessihatoe. Het campon Hetalessi onder Hatoemelebessi t’samen eertijts
sterk 100. mannen 118. d[it]os, 413. sielen, 46. datis.
Cappaha een
vaste bergh
Ontrent een halve mijl naa ‘t
Noorden digt aan het strand leijd den steijlen bergh Capaha52, waarop hun de
rebellige eijlanders A[nn]o 1643 vast gemaakt hadden onder den orangCaij Tulucabessi, en hielden desen
plaats soo onmogelijk te winnen, dat se zeijden d’ Hollanders mosten vleugels
hebben als zij daar op wilden comen, weijnig denkende datse drie jaren daarna
sonder vleugels daarop zouden raken en haar van boven neersmijten. Dit Capaha
is bij de Portugeesen tijden een retraict {retiraad}, of vlugtberg geweest der
Hitoeesen onder Samsamu
anders Matta Hausihol
gen[aam]t uijt den stam Tanahitoemessing,Tahalille, Tubanbessis derde zoon (32r) en
vader van Tulucabessie aan
wien den gouvern[eu]r Philip Lucasz.53
dese plaats slegts tot zijn woninge vergunt hadde, zoo dat Capaha voor geen
besondere negerie moet gehouden werden en rondom hetselve leijd een groot en
woest gebergte, het welck anderhalf mijl tot Lijen toe onbewoont is, seer hackelig en met valleijen doorkloven.
Tanitta gebergte
Het hooge gebergte agter
Capaha tussen hetselve en Waij
wert met een gemeenen naam Tanitta54
gen[aam]t en is het hoogste van het gehele eijland. Het werd in vredenstijden
niet bewandeld wegens zijne ongemackelijkheijt, want omtrent het hoogste is het
seer steijl en soo wel het land als de bomen met een eeuwige mos[s]e {mosch} bedeckt,
die soo diep leijd, dat men een mistreed doende tot over de ooren daarin zackt,
daarom men voorzigtigh treden moet om op de wortels der bomen te trappen.
Geheel boven in het selve moste {bosch} staan maar laage en dunne boomtjes met
kleene ronde bladertjes als (32v) Waccat
Bessi, maar gelijken van het omhangende mosch geheel dicke boomen te
zijn. Het is boven op soo kout, dat men geen levend gedierte daar bovenop vind,
behalven eenige swarte [h]agedissen, die in’t mosch schuijlen. Men kan ook geen
vuir daar boven houden off aansteecken, dewijl het mosch soo vogtig is, dat het
gedruckt sijnde water uijtgeeft. Rondom dese steijle hoogte aan het hangen des
bergs is het datelijk warmer aldaar men
dammarbomen vind.
Lien
Onder dit oeli heeft eertijts
gehoort Lien tot de Cappahaase
oorlog toe, als wanneer Lien kiesende de zijde van de Comp[agni]e zig van sijne
gespan-nen {gespanschap} afsonderde, bij Waij voegde en naderhand onder
admir[aa]l Arnold de Vlaming55
als Waij geheel Christen
wierd, op zigh selfs gestelt is. Het lag eertijds op een hoog gebergte, wel
anderhalf uur van het strant, verdeelt in drij campons. Hedendaags leijd het op
strant in een boght op de Noorthoek van Amboina onder den orangKaij Hulan of SoebalessiTuni, (33r) sterk 25 mannen
en scheppende een kleene Corre Corre alleen. A[nn]o 1671, 108. mannen, 353.
sielen en 60. datis. Maar de resterende negrien van Mamalo
geven uijt een grote Cor
Corre. Dog zijn A[nn]o 1671 in twee verdeelt voerende den Radja met de negerie Polut en Loijn d’eene helft ende Hamsihol
onder Oemarela
d’andere helft. {zij wierden A[nn]o 1691 te samen bevonden 339. mannen, 1119.
sielen, 118. datis, zijnde Lien daarvan lang afgesondert}.
Mamalos
Oorsprong
Mamalo geeft redelijk veel
nagelen, maar d’jnwoonders zijn int aanplanten wat luij en tot ‘s Comp[agnie]s
dienst vrij onwillig. Zij hebben ook dikwils dingen op haar eijgen houtie
gedaan, sonder consent van de Hitoeese regering. Zij seggen eertijts gewoont te
hebben op Leijtimor bij [H]oetoemoeri, maar met Leijtimors orangCaijen oneens
geworden zijnde over ‘t deel van zeeckere buijt als boven vermelt, hebben haar
afgesondert en op Hitoe nedergeset, met een wegsmijtende den naam Ulisivaa en
aannemende die van Ulilima, gelijkse dan tot nogh toe van de andere Hitoeese
Mooren verschillen int rekenen van hare nieuwe maan en jaarfeesten.
Tidak ada komentar:
Posting Komentar
Catatan: Hanya anggota dari blog ini yang dapat mengirim komentar.